Was dit 't, was dit alles voor vandaag. Is dit de laatste regel van ons boek. Was dit 't, was dit alles voor vandaag. De laatste gram verbeelding die is zoek.
Soms wil ik wel eens van je af. Gewoon m'n leven leven zonder jou. Maar denk ik daar dan over na. Weet ik niet hoe ik mij dan voelen zou. Soms heb ik echt genoeg van jou.
Waar zijn al de bloemen toch, van lang geleden. Waar zijn al de bloemen toch, waar zijn ze nu. Waar zijn al de bloemen toch, meisjes plukten ze, en och.
'k Had vroeger een vriendin waarmee ik alles dee. Als zij met poppen speelde, dan speelde ik met haar mee. Als ik in't diepe sprong, dook zij er achteraan.
Mijn huis staat altijd voor ze open. De sleutel ligt onder de mat. Wie een vriendin heeft, maar geen bed. Of wie geen geld heeft om zelf zijn drank te kopen.
Ik wil deze nacht niet laat naar bed toe gaan. En als de morgen komt, hoef ik niet op te staan. Ik lunch nog wel op tijd, en hoor om kwart voor vier. De goedbedoelde troost van m'n vriendinnen aan.
Als ik weer zal zingen, zing ik voor een kind alleen. Kinderen zijn de vlinders en de bloemen om ons heen. . Ik zie soms niet in waarom ik blij moet zijn.
Het lijkt zo heerlijk, vijftien jaar. Maar dat is helemaal niet waar. Je bent wel jong maar het is niet fijn. Je wilt alleen maar ouder zijn. Je hunkert steeds naar avontuur.
refr.:. Vandaag in de duinen, de tijd staat weer stil. Je hand in mijn handen, ik heb wat ik wil. Denk niet aan morgen, is al wat ik vraag. Hier is 't geluk, o bleef het maar altijd vandaag.
Er is van de week weer zoveel gebeurd. De zon ging onder in vuur. Een bij vloog blij naar waar honing geurt. Een mus zat knus op een schuur. . Er is van de week weer zoveel gebeurd.
Heb je wel 'ns verlangd naar 't Tjeukemeer. Dan verwacht ik je 'ns een keer. Toe dan, bel me. Vertel me dat je wilt komen. De week van je dromen. . Kom maar fijn in m'n huis aan 't Tjeukemeer.
Mevrouw, ik heb uw zoontje hier. Wat moet ik met hem doen. Hij zit hier met twee bossen rozen. Meer dan een kwartier te blozen. Durft me zelfs geen hand te geven.
Soms wil ik weer dat meisje zijn. Nog lief en kinderlijk en klein. Met fantasie en zachte haren. Soms vlucht ik t'rug naar lang gelee'. Naar autoped en Pighelmee.
refr.:. Ik denk nog vaak aan kleine Sjaak. Groot in 't kattekwaad. Vlug als kwik, de held, de schrik. Van de buurt en onze straat. Spijbelaar, altijd klaar.
Raak me niet aan, laat me met rust. Ik wil niet meer dat je me kust. Je hebt 'n ander trouw beloofd. Vergeet 't niet, je bent verloofd. En morgen is je huwelijksfeest.
Ik ben je geldbelegging. En ik ben je uithangbord. Een deel van je reclame. Waar ik misselijk van word. Ik ben je etalage net als in een uitverkoop. De borgsom waardoor jij op meer kredieten hoopt.
Wat is liefde nou toch, is het list en bedrog plus rozen. Is 't samen op reis, of verliefd en onwijs zitten blozen. Is de liefde een spel, hoort 't niet hoort 't wel bij de aarde.
Om eindelijk af te doen met het gezemel. Van oudjes die, krom en vergroeid. De jeugd beschrijven als een roze hemel. Die door de jongeren wordt verknoeid.
Lailailailailailailailailailai. Lailailailailailalai. . In de buurt kende ieder Ome Arie. Die vroeger op de kermis had gestaan. Daar trad 'ie op als Mister Martokari.
Over het land. Huppelt het licht. Kaatst door de ruit. Op je gezicht. Kom overeind. Trek gauw wat aan. Geef me je hand. Laten we gaan. . Ogen vol zon.